De stichting onder het wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV)

Analyse

Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) voorziet ook voor stichtingen in een aantal nieuwigheden die van belang zijn.

Het WVV vervangt niet alleen het bestaande Wetboek van Vennootschappen. Ook de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen werd opgeheven.

Eerder had de hervorming van het ondernemingsrecht – onder meer door de afschaffing van het wetboek van koophandel – al een ingrijpende invloed op de bestaande verenigingen en stichtingen. Zo werd het onderscheid tussen handelaar en niet-handelaar opgeheven en werd er ook voor deze entiteiten een algemeen ondernemingsbegrip ingevoerd.

In deze bijdrage gaan we dieper in op wat het nieuwe regime van het WVV betekent voor bestaande en nog op te richten stichtingen.

1. Geen fundamenteel nieuwe kenmerken

Hoewel de definitie van een stichting onder het nieuwe WVV licht wordt vereenvoudigd en geherformuleerd, worden er geen fundamenteel nieuwe kenmerken aan toegevoegd. Op dit punt brengt het WVV dus geen wijziging of vernieuwing aan.

Zo zal een stichting nog steeds een rechtspersoon zonder leden zijn, die door een rechtshandeling van één of meerdere stichters wordt opgericht.

Haar vermogen wordt zoals vanouds aangewend om een belangeloos doel te verwezenlijken, waarin alle activiteiten van de stichting kaderen.

Net zoals bij de vereniging zonder winstoogmerk is er een strikt uitkeringsverbod van vermogensvoordelen van toepassing, waarvan slechts kan worden afgeweken indien deze uitkering kadert in het belangeloos doel.

Uiteraard kunnen er nog steeds stichtingen van openbaar nut worden opgericht, indien deze gericht zijn op de verwezenlijking van een werk van filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard.

2. Toch enkele belangrijke wijzigingen

Ondanks het feit dat er geen fundamentele nieuwe kenmerken ingevoerd zijn,  zijn er met betrekking tot  de stichtingen een aantal wijzigingen waar rekening mee moet worden gehouden.

Het valt op dat deze wijzigingen in grote mate overeenkomen met wat er voor vennootschappen en verenigingen werd vastgelegd, en dat er ook op dit punt een gelijkschakeling voor alle rechtspersonen-ondernemingen wordt doorgevoerd.

We sommen deze wijzigingen hier onder op:

  • De statuten van een stichting moeten, net zoals deze van vennootschappen en verenigingen, het gewest aanduiden waarin de zetel van de stichting gelegen is.

    Deze bepaling is op straffe van nietigheid voorgeschreven en is dus belangrijk. Indien hieraan na 1 januari 2020 niet wordt voldaan, kan elke belanghebbende in principe om de nietigheid van de stichting verzoeken.

    In principe is een statutenwijziging noodzakelijk. Bij gebreke daarvan, kan evenwel nog steeds om een regularisatietermijn worden verzocht wanneer iemand om de nietigheid van de stichting zou verzoeken.

    Maar deze aanpassing moet zeker gebeuren bij de eerstvolgende statutenwijziging.

  • De terminologie van sommige bepalingen wordt aangepast: zo is er sprake van "het bestuursorgaan" in plaats van "de raad van bestuur" en wordt elke verwijzing naar de Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen (hierna "V&S- wet") vervangen door een verwijzing naar het WVV.

    Dit moet bij de eerstvolgende statutenwijziging worden aangepast.

  • Het WVV voorziet ook voor stichtingen in een eenhoofdig bestuur, daar waar voorheen een raad van bestuur van minstens 3 bestuurders verplicht was. Een eenhoofdig bestuur is evenwel een mogelijkheid en geen verplichting. Dit maakt de stichting praktischer als instrument voor familiale vermogensplanning.

    De statuten dienen niet te worden aangepast om in overeenstemming te zijn met het WVV, behalve indien effectief geopteerd wordt voor een eenhoofdig bestuur.

  • Voor stichtingen die in een specifieke regeling voorzien voor het geval een rechtspersoon als bestuurder worden aangesteld, brengt het WVV een fundamentele wijziging aan, naar analogie met vennootschappen en verenigingen.

    Een vaste vertegenwoordiger van een rechtspersoon kan zichzelf niet meer "ontdubbelen" en dus niet langer in eigen naam én tegelijkertijd als vaste vertegenwoordiger van een rechtspersoon-bestuurder zetelen in het bestuursorgaan van de stichting.

  • Wat de bestuurdersaansprakelijkheid betreft, voorziet het WVV in een meer uitgebreide aansprakelijkheidsregeling voor bestuurders.

    Voortaan zullen de bestuurders van een stichting aan dezelfde aansprakelijkheidsstandaard worden onderworpen als bestuurders van vennootschappen en  VZW's.

    In vele gevallen zullen de bestaande statuten hiervoor niet moeten worden aangepast, omdat deze regeling van dwingend recht (en zelfs van openbare orde) is en de bestaande statuten op dit punt veelal geen verkeerde bepalingen bevatten.

    Maar het is uiterst belangrijk dat hieraan de nodige aandacht wordt besteed wanneer  beheersbeslissingen worden genomen. Het bestuursorgaan (of de bestuurders elk individueel) doen er ook goed aan een afdoende aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • Het WVV heeft een nieuwe, veralgemeende regeling inzake belangenconflicten van bestuurders ingevoerd, die ook van toepassing was is op verenigingen en stichtingen.

    De belangenconflictenregeling is van dwingend recht en zal altijd van toepassing zijn, ook al worden de statuten op dit punt niet aangepast.

    Voor stichtingen is het nuttig om bij een volgende statutenwijziging de (strengere) regeling van het WVV over te nemen, zodat er bij de toepassing ervan geen misverstanden ontstaan. Voor wat betreft deze materie worden de statuten immers in bepaalde situaties door het bestuursorgaan als leidraad gebruikt.
  • De notie dagelijks bestuur wordt wettelijk omschreven.

    Hoewel het niet noodzakelijk is, kan het handig zijn om deze wettelijke omschrijving eveneens in de statuten op te nemen. In geval van twijfel zullen deze statuten als leidraad dienen om het karakter van bepaalde handelingen al dan niet als dagelijks bestuur te kwalificeren.

3. Besluit

Samenvattend kan worden gesteld dat het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) een aantal nieuwigheden invoert die ook voor stichtingen van belang zijn.

Enkel de verplichte vermelding van het gewest waarin de zetel van de stichting gevestigd is, wordt daarbij op straffe van nietigheid van de stichting voorgeschreven en kan reeds een statutenwijziging verantwoorden. We schatten evenwel de kans klein in dat om die reden om de nietigheid van de stichting wordt verzocht. En stel dat zulks zich toch zou voordoen, dan kan nog steeds een regularisatietermijn worden toegestaan.

Alle dwingende bepalingen waarin het WVV voorziet (regeling inzake bestuurdersaansprakelijkheid, vaste vertegenwoordigers, belangenconflicten, ...) zijn alleszins reeds vanaf 1 januari 2020 van toepassing, zelfs indien de statuten niet worden gewijzigd. Verder treden de aanvullende bepalingen van het WVV op diezelfde datum in werking, voorzover de statuten geen andersluidende bepalingen hebben voorzien. Vanaf 1 januari 2024 moeten de statuten in principe wel worden aangepast.

Het spreekt voor zich dat Seeds of Law u daarin kan bijstaan.

Aarzel niet ons te contacteren, indien u verder nog vragen zou hebben of bijstand zou wensen op +32 (0) 2 747 40 07 of via info@seeds.law.

Meer weten over dit onderwerp?

Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07
Leo Peeters

Leo Peeters

Partner
Koen de Puydt

Koen de Puydt

Partner
Alain De Jonge

Alain De Jonge

Partner
Toon Rummens

Toon Rummens

Partner
Leila Mstoian

Leila Mstoian

Partner