Zoekmachines en het recht van het individu om vergeten te worden

Case

Het Europees Hof van Justitie heeft geoordeeld dat elk individu het recht heeft op vergetelheid. Maar is het wel zo gemakkelijk om dit principe in de praktijk om te zetten ?

Google is het startpunt geworden van de zoektocht naar informatie over wie dan ook.

Velen hebben de reflex om elke nieuwe persoon, die komt solliciteren, waarmee onderhandeld wordt of waarmee er louter kennis is gemaakt, te googelen. 

De nieuwsgierigheid naar iemands persoon, maakt van Google een dankbare zoekmachine.

Niet altijd is de informatie die via Google opgerakeld wordt even onschuldig en Google zorgt ervoor dat dit niet vergeten wordt. 

De rechtspraak erkende reeds het recht om vergeten te worden. Voor het eerste kan dit worden opgelegd aan een online zoekmachine die de informatie weergeeft in haar zoekresultaten, in plaats van aan de auteur of uitgever van de informatie zelf.

1. Heeft men het recht om vergeten te worden ?

Het Europees Hof van Justitie heeft met haar arrest van 13 mei 2014 geoordeeld dat een individu zijn recht om vergeten te worden mag uitoefenen tegen Google.

Elkeen mag dus van de zoekmachine eisen dat zijn naam niet aan de resultaten van de zoekopdracht verbonden wordt. 

Elkeen mag van de zoekmachine eisen dat zijn naam niet aan de resultaten van de zoekopdracht verbonden wordt

De feiten die aan dit arrest voorafgingen vertellen het verhaal van de heer Gonzalez, wiens eigendom 16 jaar geleden via een openbare verkoop werd verkocht. Deze gebeurtenis maakt het voorwerp uit van een krantenartikel van een Spaans dagblad, dat via een zoekopdracht op zijn naam steeds tevoorschijn kwam.

De heer Gonzalez beschouwde dit als een inbreuk op zijn privéleven en heeft een procedure gestart om zijn naam te wissen of te maskeren uit de Google zoekresultaten. De Spaanse Audiencia Nacional heeft hierop verschillende vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie betreffende de interpretatie van de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

Het Hof heeft geantwoord dat de activiteiten van Google, waarbij persoonsgegevens gepubliceerd worden op het internet, verzameld, geordend en bewaard worden op de servers en verstrekt worden aan gebruikers in de vorm van een resultatenlijst, beschouwd kunnen worden als een verwerking van persoonsgegevens in de zin van de richtlijn. 

Het Hof vervolgde dat de exploitant van de zoekmachine de vereisten van de Richtlijn 95/46 moet respecteren, aangezien de activiteit van de zoekmachine de grondrechten op het privéleven aanzienlijk kunnen aantasten.

Nu het Hof de Richtlijn 95/46 van toepassing heeft verklaard op de activiteiten van Google, is  het de vraag of het individu beroep kan doen op artikelen 12 en 14 van de Richtlijn en zich verzetten tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens.

2. Mag de betrokkene vragen dat de informatie over zijn persoon gewist wordt, zelfs wanneer de publicatie ervan rechtmatig is ?

Google argumenteerde dat de betrokkene zich moet richten tot de redacteur van de betrokken webpagina.

Er mag niet vergeten worden dat persoonsgegevens mogen verwerkt worden voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden. Niettemin mogen persoonsgegevens in dit verband niet langer bewaard worden, dan nodig voor de verwezenlijking van deze doeleinden. Bovendien voorziet de richtlijn in een specifieke uitzondering voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van journalistieke doeleinden.

Het Hof oordeelde dat, hoewel de informatie destijds rechtmatig verwerkt werd, de opneming in Google niet langer gerechtvaardigd is, wanneer deze informatie niet langer dienend is voor het doel waarvoor het in de eerste plaats werd verwerkt.

3. De gevolgen van dit arrest in de praktijk

Het Hof maakt hier een belangenafweging tussen de rechten van de betrokkene en de rechten van het publiek. Het stelt dat een inmenging in de rechten van de betrokkene toegelaten is, wanneer dit omwille van bijzondere redenen gerechtvaardigd wordt, zoals de rol die hij gespeeld heeft in het openbare leven en dus het belang van het publiek om toegang te krijgen tot informatie over diens persoon.

Het Hof maakt hier een belangenafweging tussen de rechten van de betrokkene en de rechten van het publiek

Het probleem is dat deze afweging ontzettend moeilijk te maken is. Immers, wanneer zijn bepaalde feiten niet meer relevant en vanaf wanneer kan het recht om vergeten te worden uitgeoefend worden?

Op dit moment moet de aanvraag om bepaalde informatie te wissen via Google gebeuren, waarbij Google beslist of er aan de voorwaarden voldaan is, zonder dat deze voorwaarden duidelijk zijn. Google zal dus oordelen of de informatie betreffende die persoon al dan niet relevant is. Gelet op het gebrek aan criteria in dit verband, zal dit geen evidente opdracht worden en is het maar de vraag of Google uit voorzichtigheid eerder zal oordelen ten voordele van het individu of dat zij eerder het recht op toegang tot en verspreiding informatie zal ondersteunen.

Bovendien is het maar de vraag of dit arrest haar uitwerking zal kennen. In Europa wordt gebruik gemaakt van aangepaste Google pagina’s, zoals Google.be, Google.fr, Google.es, etc. Zolang de Europese internetgebruiker kan surfen naar Google.com, die op Amerikaanse servers is geplaatst, zal hij wellicht nog steeds toegang hebben tot de informatie die “vergeten” is in Europa.

Het spreekt dan ook voor zich dat dit dilemma hiermee niet beëindigd is en dat deze rechtspraak voer zal geven tot verdere discussies.