Nieuwe richtlijn moet zorgen voor rechtstreekse bescherming van bedrijfsgeheimen in de Europese Unie (Deel II)

Analyse De nieuwe richtlijn (EU) 2016/943 biedt de houder van een bedrijfsgeheim een extra tool om te kunnen optreden tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van zijn bedrijfsgeheim.

In een vorig artikel werd reeds ingegaan op de achtergrond en belangrijkste krijtlijnen van de Richtlijn (EU) 2016/943 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (hierna: “de richtlijn”).

Huidig deel 2 gaat in op de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen die de richtlijn voorziet voor de houder van een bedrijfsgeheim.

Van zodra een bedrijfsgeheim openbaar is gemaakt, is het voor de houder van een bedrijfsgeheim onmogelijk om de situatie te herstellen van vóór het verlies ervan.

Daarom voorziet de richtlijn in snelle en onmiddellijke rechtsmiddelen.

Het kan gaan om voorlopige en bewarende maatregelen of definitieve maatregelen die moeten worden uitgesproken door een rechter.

1. Hoe kan men optreden ter bescherming van zijn bedrijfsgeheim ?

Met de nieuwe richtlijn zal de houder van een bedrijfsgeheim beschikken over een extra tool om te kunnen optreden, lees een verbod op te leggen, tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van zijn bedrijfsgeheim.

De richtlijn spreekt over het instellen van een vordering op burgerlijk vlak (dus niet strafrechtelijk).

2. Wie mag een vordering instellen voor de rechtbank ?

De richtlijn stelt dat de "rechtmatige houder" van het bedrijfsgeheim een vordering kan instellen.

Naar onze mening sluit dit niet uit dat de eigenaar kan overeenkomen om deze bevoegdheid mede toe te kennen aan de licentiehouder of andere personen die rechtmatig houder zijn van het bedrijfsgeheim.

De houder van een bedrijfsgeheim draagt de bewijslast om zijn vordering te staven zodat de rechter met een voldoende mate van zekerheid kan oordelen over het bestaan van een schending.

3. Noodzaak tot het bewaren van de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen tijdens gerechtelijke procedures

Het spreekt voor zich dat de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen moet worden gehandhaafd tijdens en na de gerechtelijke procedure.

De richtlijn voorziet dat de houder van een bedrijfsgeheim een gemotiveerd verzoek  kan indienen om het geclaimde bedrijfsgeheim niet te laten gebruiken of openbaar te maken of specifieke maatregelen te nemen om de vertrouwelijkheid te bewaren.

Zo moet minstens de mogelijkheid bestaan om:

  • De toegang tot documenten die (vermeende) bedrijfsgeheimen bevatten volledig of gedeeltelijk te beperken tot een gelimiteerd aantal personen;
  • De toegang tot hoorzittingen te beperken tot een beperkt aantal personen zolang de waarborgen op een eerlijk proces worden gerespecteerd.

Deze zijn:

  • minstens één natuurlijke persoon van elke partij samen met zijn advocaat;
  • derden aan wie per uitzondering en in het algemeen belang toegang wordt verleend (zoals bv. journalisten en klokkenluiders,…)

Deze verplichting houdt wel op indien:

  • bij definitieve beslissing van een rechter is vastgesteld dat er geen sprake is van een bedrijfsgeheim omdat de cumulatieve voorwaarden uit de definitie van bedrijfsgeheim (geheim – handelswaarde omwille van geheim karakter – redelijke maatregelen om geheim te houden, zie deel 1) niet vervuld zijn;
  • na verloop van tijd de informatie algemeen bekend wordt of gemakkelijk toegankelijk binnen de sector.

4. Welke voorlopige en bewarende maatregelen staan ter beschikking ?

De voorlopige en bewarende maatregelen zijn:

  • de staking of het verbod op het gebruik of de openbaarmaking van het bedrijfsgeheim;
  • het verbod om inbreukmakende goederen te produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of te gebruiken, import/export/opslagverbod;
  • de beslaglegging of afgifte van de verdachte inbreukmakende goederen, met inbegrip van ingevoerde goederen;
  • als alternatief, een zekerheidsstelling (garantie) voor de schade aan de houder van het bedrijfsgeheim bij voortzetting van het vermeende onrechtmatige gebruik toekennen.

Daarbij dient de rechter rekening te houden met de specifieke omstandigheden van het geval, zoals:

  • de waarde en andere specifieke kenmerken van het bedrijfsgeheim;
  • de maatregelen die zijn genomen om het bedrijfsgeheim te beschermen;
  • de handelwijze van de verweerder;
  • de gevolgen van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim;
  • de rechtmatige belangen van de partijen, derden en het algemeen belang;
  • de bescherming van grondrechten (bv. recht op vrijheid van meningsuiting).

De houder van het bedrijfsgeheim zal na het verzoek tot voorlopige en bewarende maatregelen verplicht worden om een gerechtelijke procedure ten gronde in te leiden binnen een redelijke termijn, die is bepaald door de rechtbank of, indien dit niet gebeurd is, binnen een termijn van maximaal 20 werkdagen of 31 kalenderdagen.

5. Welke zijn de definitieve maatregelen die kunnen gevraagd worden ?

Naast een schadevergoeding, kan de houder van het bedrijfsgeheim verzoeken om een of meer definitieve maatregelen tegen een inbreukmaker.

Definitieve maatregelen zijn onder meer:

  • de staking of het verbod op het gebruik of de openbaarmaking van het bedrijfsgeheim;
  • het verbod om inbreukmakende goederen te produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of te gebruiken, of import/export/opslagverbod;
  • de toepassing van corrigerende maatregelen: terugroepen; ontdoen van inbreukmakende goederen van hun inbreukmakende hoedanigheid; vernietiging/uit de handel nemen;
  • de gehele of gedeeltelijke vernietiging/overhandiging van de documenten, voorwerpen, materialen, substanties of elektronische bestanden die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid;
  • overhandiging van inbreukmakende goederen aan liefdadigheidsorganisaties.

6. Mogelijkheid tot dwangsom

De richtlijn voorziet expliciet in de mogelijkheid om een dwangsom op te leggen indien de bewarende of definitieve maatregelen niet worden gerespecteerd.

7. Derde persoon te goeder trouw

Voor een derde persoon te goeder trouw kan op diens verzoek het betalen van een geldelijke schadeloosstelling volstaan indien afdwinging van voorlopige en definitieve maatregelen hem disproportioneel veel schade zou toebrengen en de geldelijke schadeloosstelling bevredigend lijkt.

8. Passende schadevergoeding: objectivering van schade

Houders van bedrijfsgeheimen krijgen het recht om een passende schadevergoeding te eisen van een inbreukmaker die wist of had moeten weten dat hij bezig was met het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim.

Het komt er voor de houder van een bedrijfsgeheim op aan om zijn schade zoveel mogelijk te objectiveren.

Dit is nodig omdat omwille van het immateriële karakter van het bedrijfsgeheim, feitelijke schade moeilijk te bepalen is.

Er moet rekening worden gehouden met alle passende factoren om het bedrag van de schadevergoeding vast te stellen.

Zo kan men zich bijvoorbeeld baseren op de negatieve economische gevolgen: winstderving; de door de inbreukmaker onrechtmatig gemaakte winst; het (forfaitair) bedrag aan royalty’s of vergoedingen verschuldigd indien de inbreukmaker toestemming zou gehad hebben.

Ook andere dan economische factoren kunnen hiervoor dienen, zoals bijvoorbeeld de toegebrachte morele schade.

In een arbeidsrelatie voorziet de richtlijn dat lidstaten de aansprakelijkheid voor schade van werknemers tegenover hun werkgevers kunnen beperken indien zij zonder opzet handelen.

9.  Verjaringstermijn voor instellen van een vordering

De verjaringstermijn voor vorderingen mag maximaal zes jaar bedragen.

10. Sanctionering ingeval van  misbruik van recht

Indien de eis van de houder van het bedrijfsgeheim kennelijk ongegrond of te kwader trouw is, dan kan de rechter de verweerder of benadeelde derde een schadevergoeding toekennen en de eiser sancties opleggen waaronder het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak.

11. Conclusie

Met deze nieuwe richtlijn beschikt de houder van een bedrijfsgeheim over een extra tool om te kunnen optreden tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van zijn bedrijfsgeheim.

De vervulling van de voorwaarden van de reeds eerder besproken uniforme definitie van “bedrijfsgeheim” zal daarbij als leidraad dienen om de slaagkans van een procedure voor de rechtbank in te schatten.

De voorgestelde maatregelen vertonen gelijkenissen met de eerder ingevoerde Handhavingsrichtlijn van intellectuele eigendomsrechten (Richtlijn 2004/48/EG). maar bij een mogelijke overlapping van rechtsmiddelen heeft de nieuwe besproken richtlijn voorrang.

De richtlijn geldt enkel op burgerrechtelijk gebied zodat het niet uitgesloten is dat lidstaten op strafrechtelijk gebied aanvullende sancties opleggen aan inbreukmakers. Een en ander op voorwaarde dat deze sancties consistent zijn met de uitzonderingen en rechtmatige verkrijging van bedrijfsgeheimen in deze richtlijn.

De tekst van de nieuwe richtlijn (EU) 2016/943 vindt u hier.