Kunnen persoonsgegevens van inbreukmakers overgemaakt worden aan rechthebbenden van intellectuele eigendomsrechten?

Case

Het Hof van Justitie ziet geen bezwaar in het overmaken van persoonsgegevens van inbreukmakers aan auteursrechthebbenden.

Bonnier Audio AB, een Zweedse uitgever van luisterboeken, vorderde voor de Rechtbank te Solna (Zweden) dat de Zweedse internet service provider, E-phone, verplicht zou worden om de naam en het adres van haar klanten die auteursrechtelijk beschermde luisterboeken ter beschikking stelden via een filesharingprogramma, mee te delen aan Bonnier Audio AB.

De rechtbank van Solna had deze vordering toegewezen ondanks het verweer van E-phone dat het verzoek strijdig was met de richtlijn Bewaring van Gegevens (2006/24).

E-phone stelde hierop hoger beroep in en vorderde de afwijzing van het verzoek tot mededeling.  Zij vorderde ook dat een prejudiciële vraag zou worden gesteld aan het Europees Hof van Justitie over de vraag of richtlijn Bewaring van Gegevens (2006/24) eraan in de weg staat dat een civiele partij wordt gelast aan een andere dan een overheidsdienst gegevens betreffende een abonnee mee te delen.

Het Hof van Beroep wees het bevel tot mededeling van de persoonsgegeven van de klant van E-phone af omdat zij van mening was dat er geen bewijs voorlag van een auteursrechtelijke inbreuk.

Bonnier Audio AB stelde hierop een hogere voorziening in bij de hoogste rechter die een prejudiciële vraag stelde aan het Hof van Justitie of de richtlijn Bewaring van Gegevens (2006/24) die bepaalt dat bewaarde persoonsgegevens alleen in welbepaalde gevallen en in overeenstemming met de nationale wetgeving aan de bevoegde autoriteiten mogen worden verstrekt, in de weg staat aan de toepassing van de Handhavingsrichtlijn (2004/48) volgens welke in een burgerrechtelijke procedure een internet provider met het oog op de identificatie van een klant kan worden gelast aan een auteursrechthouder informatie te verstrekken over de klant aan wie de internet provider het IP-adres heeft toegewezen dat is gebruikt om inbreuk te maken op het auteursrecht.

Het Hof van Justitie oordeelde op 19 april 2012 dat de regeling van de Handhavingsrichtlijn (2004/48) een ander doel nastreeft dan de regeling van de richtlijn Bewaring Gegevens (2006/24).  De richtlijn Bewaring van Gegevens (2006/24) enerzijds heeft tot doel de nationale wetgeving van de lidstaten te harmoniseren waarbij aan internet service providers verplichtingen worden opgelegd persoonsgegevens van hun klanten te bewaren voor het opsporen van ernstige criminaliteit.  De regeling in de Handhavingsrichtlijn (2004/48) anderzijds heeft tot doel gegevens te verstrekken aan een auteursrechthebbende in een burgerlijke procedure om inbreuken op intellectuele eigendomsrechten te helpen vaststellen en valt dus ratione materiae buiten het toepassingsgebied van de richtlijn Bewaring Gegevens (2006/24)

Wat door particulieren aangevoerde inbreuken op intellectuele eigendomsrechten betreft, voorzien noch richtlijn betreffende Privacy en Elektronische Communicatie (2002/58), noch de richtlijn Bewaring Gegevens (2006/24) in de mogelijkheid of verplichting die gegevens voor een dergelijk doel te bewaren of te gebruiken.

Het Hof bevestigt aldus dat de Handhavingsrichtlijn (2004/48) en de Richtlijn betreffende Privacy en Elektronische communicatie  (2002/58/EG) moeten worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling volgend uit de Handhavingsrichtlijn (2004/48) als die in het hoofdgeding, voor zover (1) duidelijke bewijzen van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht op een werk zijn overgelegd, (2) de gevraagde gegevens de opsporing van een inbreuk op het auteursrecht kunnen vergemakkelijken en (3) het belang van de redenen voor dit bevel opweegt tegen de ongemakken of andere nadelen ervan voor degene tot het wie het is gericht, of tegen enig ander daarmee strijdig belang.  

Met andere woorden, de persoons- en privégegevens enerzijds en de intellectuele eigendom anderzijds moeten dezelfde bescherming genieten.  

De houders van intellectuele eigendomsrechten mogen niet worden bevoordeeld door hun toe te staan persoonsgegevens te gebruiken die rechtmatig zijn verzameld of bewaard voor doeleinden die geen verband houden met de bescherming van hun rechten.  

Het verzamelen en het gebruik van gegevens voor de bescherming van intellectuele eigendomsrechten moet evenwel met eerbiediging van het Unierecht op het gebied van bescherming van persoonsgegevens gebeuren.  Er moet ernstig bewijs van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht voorliggen en de tegengestelde belangen van de beide partijen  dienen te worden afgewogen rekening houdende met het evenredigheidsbeginsel.

De Belgische octrooiwet en de Belgische auteurswet voorzien reeds sedert de wetswijziging van 9 mei 2007 in een bepaling die uitdrukkelijk in de mogelijkheid voorziet om een bevel tot informatie tot een tussenpersoon te richten.  De parlementaire stukken benadrukken dat het bevel tot informatieverstrekking wel slechts worden vastgesteld voor zover die maatregel gerechtvaardigd en redelijk voorkomt en enkel nadat de rechter voorafgaandelijk een inbreuk heeft vastgesteld.  

Hiermee lijkt aan de bezorgdheden van het Hof voldaan.